De boer zijn brood is de grutto zijn dood
‘weidevogelsubsidie vriendelijker voor de boer dan voor de grutto’
Bron: Doodgemaaide grutto (Archief grutto-experts)
77 miljoen euro subsidie kregen Nederlandse boeren vorig jaar om akker- en weidevogels op hun land te laten broeden, maar de vogelstand -waaronder die van onze nationale vogel de grutto- loopt alleen maar verder terug. Volgens gruttospecialisten is het subsidiestelsel vooral boervriendelijk, de regelgeving te vrijblijvend en de controle ondermaats.
Het is begin mei als het groene bestelwagentje van ‘gruttofiel’ Astrid Kant een weiland oprijdt aan een pittoresk landweggetje in de Vijheerenlanden. De grutto’s schieten de lucht in en cirkelen op veilige afstand in paren om elkaar heen, waarbij ze de stilte van het boerenland doorbreken met hun hoge karakteristieke piepgeluid: gru-to, gru-to, gru-to, gru...’. Door het koude voorjaar loopt de natuur iets achter en begint het maaien van het gras later dan andere jaren. Voor de weidevogels is dat goed nieuws, want hoe later er wordt gemaaid, hoe groter de kans dat hun eieren uitkomen en hun kuikens overleven.
Als het meezit, want begin mei is er op dit weiland nog geen kuiken geboren. De nesten liggen goed verstopt in het gras. Om ze te kunnen vinden, vereist een geoefend oog. Het gras staat daar wat naar elkaar toegebogen, alsof het over het nest heen ligt gekamd. De grutto legt altijd vier peervormige bruingroene eieren met donkere stippen, die voor het weiland een perfecte schutkleur hebben. Als daar één kuiken van overleeft, mogen gruttopappa en -mamma in hun vleugels klappen. Voorzichtig haalt Kant een ei uit het nest en laat voelen hoe warm dat is. “42 graden. Als we hier te lang blijven, gaan de grutto’s steeds luider protesteren, want de eieren moeten weer bebroed worden.”
Behalve mensen en maaimachines kampt de grutto ook met andere bedreigingen. Gruttonesten en -kuikens kunnen worden vertrapt door grazende koeien of opgegeten door predatoren, zoals roofvogels, reigers, kraaien, vossen, marters, katten, ratten etc. Mochten ze daaraan ontkomen, dan is het vervolgens nog de vraag of ze genoeg voedsel kunnen vinden. Gruttokuikens eten insecten als emelten (larven) en kevers, maar die zijn niet overal te vinden. Op dit weiland zijn de omstandigheden gunstig, want over de lengte van het weiland lopen smalle greppels met water van een cm of 15 breed, de zogenaamde greppel-plasdras, waar in de zachte bodem dikke regenwormen zijn te vinden.
Maar het is niet uitgesloten dat de kuikens wat verder kijken dan hun snavel lang is en op een aangrenzend weiland belanden, met een minder gruttovriendelijk regime, wat voor de meeste Nederlandse weilanden geldt. Het merendeel wordt geïnjecteerd met drijfmest; een mengsel van koeienpoep en -pies. Het injecteren zorgt voor minder uitstoot van stikstof en de drijfmest zorgt voor meer gras, dat als voedsel wordt gebruikt voor de intensieve veeteelt. Voor de natuur is het echter een ramp, want het injecteren van drijfmest maakt alles wat in de bodem leeft kapot.
Bron: Cyclomaaier in de Vijfheerenlanden (archief grutto-experts)
Nulboeren
Drijfmest en vaak maaien maakt alles dood”, zegt Kant, terwijl ze met haar kin naar het weiland ernaast gebaart. “Kruiden en insecten zijn daar niet te vinden. Bovendien is de bodem van die grasweilanden veel te hard voor de fijne snavel van de Grutto. Dus daar zit nooit een gruttonest. Dat zal er ook nooit komen ook! Ganzen wel. Dat zijn graseters. Vandaar ook al die ganzen in Nederland: een landschap krijgt de vogel die het verdient!”
“Wie geen kinderen heeft, krijgt ook geen kinderbijslag”
Kant, die zichzelf gruttofiel noemt, steekt al haar vrije tijd in de grutto en op haar vakanties reist ze de vogel achterna, van IJsland tot Afrika. “Als je de grutto begrijpt, ga je ervan houden en als je ergens van houdt, wil je het ook beschermen,” zegt ze. Echter is effectief weidevogelbeheer complex. In Nederland is daarom de ANlb subsidie agrarisch natuur en landschapsbeheer in het leven geroepen. Maar wat in het ene gebied werkt, blijkt in een ander gebied nauwelijks resultaat op te leveren. Daarnaast zorgt het brede scala aan pakketten ervoor dat monitoring lastig is en er boeren zijn die geen vogels op hun land hebben, maar wel subsidie ontvangen.
Gerommel met de weidevogelsubsidie vindt ze moeilijk te verkroppen. “Geen grutto op zijn land, het hele weiland verwoest door drijfmest en toch krijgt die boer weidevogelsubsidie,” schampert Kant. “En dan ook nog meteen voor zes jaar lang!” ‘Nulboeren’ noemt ze dit. “Leuk voor de boer die subsidie, maar de grutto heeft er niks aan! Ik heb geen kinderen, dus ik krijg ook geen kinderbijslag. Dus die nulboeren moeten er gewoon tussenuit. Dan kun je beter wat extra’s geven aan de boeren die het wel goed doen!”
Ook in Friesland was er dit jaar ophef over die zogenaamde ‘nulboeren’. Met 6500 gruttoparen is Friesland het meest succesvolle broedgebied van de grutto. Niettemin zou 15 tot 20% van de boeren die weidevogelsubsidie ontvangt, niets aan weidevogelbeheer doen, stelde de Friese PVDA gedeputeerde Douwe Hoogland in boerenvakblad de Nieuwe Oogst. In maart diende Hoogland samen met zijn landbouw-collega en FNP-gedeputeerde Klaas Fokkinga bij de provincie een plan in om de regels voor het verkrijgen van de subsidie aan te scherpen. De gedeputeerden willen dat er in de nieuwe omgevingsverordening een zorgplicht wordt opgenomen voor akker- en weidevogels. Voorafgaand aan landbouwwerkzaamheden zou een deskundige het land moeten controleren op broedende vogels en kuikens. Daarnaast zou er een verbod moeten komen op nachtelijke werkzaamheden op het land.
Dit tot grote onvrede van de Friese boeren, die luid toeterend naar het provinciehuis reden. Land- en tuinbouworganisatie LTO werd erbij gehaald, Farmers Defence Force, de Nederlandse Melkveehouders Vakbond NMV, Agractie en the Dutch Dairymen Board. Het plan moest van tafel. Het was een ‘dom plan’, onwerkbaar en demotiverend voor boeren en vrijwilligers die zich wél inzetten voor weidevogelbeheer. De boeren slaan terug en benadrukken dat het probleem niet bij hen, maar bij predatie ligt. Volgens melkveehouders vakbond NMV is de provincie ‘nalatig in het predatiebeheer’.
Bron: Rembrandt van der Heijden/ verslaggever met twee gruttokuikens, gevangen met gruttofiel Kant: “Als grutto’s vol trots met de borst vooruit door het weiland wandelen, weet je dat er een kuiken naast loopt.”
Predatoren
De predatoren zijn binnen het natuurbeheer een heikel onderwerp. Hoe meer weidevogels, hoe meer subsidie en voor veel boeren is dat een welkome aanvulling op hun inkomen. Sommige boeren, met name in Friesland, jagen daarom op predatoren om hun weidevogels te beschermen. Alleen zijn soms ook die predatoren beschermd.
Vogelaars, zoals Astrid Kant, kennen het gevaar van predatoren, maar vinden niet dat daar het probleem ligt. “Er is maar 1 predator die in 20 minuten alle eieren en kuikens van alle weidevogels opeet en dat is de cyclomaaier,” Het is inmiddels begin juni. De grutto-eieren zijn uitgekomen en heel Nederland geurt naar gemaaid gras. De maaimachines en opraapwagens rijden af en aan. Waar de nesten liggen, door de vrijwilligers gemarkeerd met stokken in het veld, laten de boeren een strook gras staan. Maar niet alle nesten zijn gemarkeerd en bovendien lopen de kuikens als voedsel zoekend door het lange gras.
“Er is maar 1 predator die in 20 minuten alle eieren en kuikens van alle weidevogels opeet en dat is de cyclomaaier”
“Dat maaien kun je vergelijken met een kudde olifanten die aan de wandel gaat”, zegt Kant. “De hele natuur komt in beweging en de predatoren gaan op jacht naar prooien die tevoorschijn komen. Predatoren weten al lang dat er in zo’n ongemaaid strookje gras nesten verborgen zitten en als de kuikens op het kaal gemaaide weiland proberen te ontsnappen, zijn ze helemaal een makkelijke prooi. Hun enige redding is nog dat de predatoren op zeker moment verzadigd zijn!”
Subsidiepakketten
De subsidieregeling van het Agrarisch Natuur- en landbouwbeheer (ANlb) biedt boeren de mogelijkheid hun boerenbedrijf naar eigen wens te combineren met zorg voor de natuur. Hoe natter het weiland en hoe later er wordt gemaaid en hoe meer gras blijft staan tot in juni, hoe hoger de subsidie. De meest intensieve vorm van natuurbeheer is die van plasdras in combinatie met zo laat mogelijk maaien. Plasdras zijn weilanden, die een beetje onder water staan, zoals Nederland vroeger was voordat het met sloten, kanalen en gemalen werd drooggelegd. Op deze weilanden mag alleen ruige mest (uitwerpselen vermengd met stro) worden uitgestrooid en wordt de vegetatie met rust gelaten, zodat er een kruidenrijk grasland ontstaat, waar insecten leven die als voedsel dienen voor de weidevogelkuikens. Een lichtere vorm van natuurbeheer is eerdergenoemde greppel plasdras, waarbij eveneens geen drijfmest mag worden gebruikt.
Het meest populaire pakket onder de boeren is het zogenaamde legselbeheer. Boeren met legselbeheer ontvangen subsidie op basis van het aantal nesten op hun land en worden geacht daarmee rekening te houden in hun bedrijfsvoering. Als ze koeien de wei insturen, worden de nesten vertrapt en het weiland kaalgevreten. Maar belangrijker nog is het moment van maaien. Hoe langer het grasland met rust wordt gelaten, hoe hoger de subsidie, want hoe meer kans de kuikens hebben om uit te komen en ‘vliegvlug te worden. Omdat het gras ook een belangrijke inkomstenbron is, geven veel boeren echter de voorkeur aan legselbeheer met een kórte rustperiode, waarbij ze dus vaak om de nesten heen maaien.
Zo zijn er meer dingen die niet goed uitpakken. Sinds het ANlb bestaat, bepaalt de provincie welke weilanden voor subsidie in aanmerking komen. Om versnippering tegen te gaan, wordt daarbij gekozen voor grotere broedgebieden op aaneengesloten weilanden. Sinds het aantreden van het ANlb in 2016 worden boeren die daarvoor in aanmerking komen, benaderd door de boerencollectieven. Nadeel daarvan is wel dat boeren die buiten dit gebied zitten ook buiten de subsidieboot vallen. Grutto’s keren meestal terug naar hun broedplek van vorige jaren en dat kan net zo goed een weiland zijn buiten dat gebied. Omgekeerd kan het dus ook gebeuren dat een boer binnen het subsidiegebied valt, terwijl er geen vogel op zijn land zit, zoals in het geval van de ‘nulboeren’.
Agrarisch Natuurbeheer
Het Agarisch Natuurbeheer bestaat inmiddels een kleine 50 jaar en begon in 1975 met de Relatienota waarin werd stilgestaan bij het negatieve effect van de landbouw op de natuur. Rond de eeuwwisseling werd het -onder de naam Programmabeheer- een beleidsinstrument van het ministerie van Landbouw. Onder staatssecretaris Bleker werd in 2010 werd het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer (SNL) opgericht, waarbij de uitvoering werd ondergebracht bij boerencollectieven. In 2016 werd dat systeem (wederom onder Bleker) vernieuwd door het huidige ANlb.
De provincies maken daarvoor een natuurbeheersplan en sluiten via de collectieven een contract af met de boeren. Dat contract is voor 6 jaar, maar moet wel jaarlijks moeten worden verlengd. Op dit moment telt Nederland 40 van die boerencollectieven, volgens Willemien Geertsema van de koepelorganisatie van agrarische collectieven Boerennatuur. “De collectieven zijn verschillend georganiseerd, maar het zijn gecertificeerde organisaties met een bestuur, een werkorganisatie, veldcoördinatoren en veldmedewerkers. Zo’n coördinator, in de volksmond mozaïekregisseur genoemd, is de eerste schakel tussen de boeren en de provincie. Hij inspecteert het land, kijkt of boeren zich aan de regels houden en benadert de boeren om een vorm van natuurbeheer af te sluiten”.
Beheerpakketten en Jaarvergoedingen begrotingsjaar 2016. Bron: BIJ12
Weidevogelgrasland met een rustperiode
A01.01.01a Rustperiode 1 april tot 1 juni € 274,95
A01.01.01b Rustperiode 1 april tot 8 juni € 400,09
A01.01.01c Rustperiode 1 april tot 15 juni € 531,75
A01.01.01d Rustperiode 1 april tot 22 juni € 598,98
A01.01.01e Rustperiode 1 april tot 1 juli € 1.028,35
A01.01.01f Rustperiode 1 april tot 15 juli € 1.190,39
A01.01.01g Rustperiode 1 april tot 1 augustus € 1.375,57
Weidevogelgrasland met voorweiden
A01.01.02a Voorweiden 1 mei tot 15 juni € 229,73
A01.01.02b Voorweiden 8 mei tot 22 juni € 229,73
Plas-dras en greppel plas-dras
A01.01.03a Inundatieperiode 15 februari tot 15 april € 758,50
A01.01.03b Inundatieperiode 15 februari tot 15 mei € 1.211,05
A01.01.03c Inundatieperiode 15 februari tot 15 juni € 1.981,43
A01.01.03d Inundatieperiode 15 februari tot 1 augustus € 1.981,43
Greppel plas-dras
A01.01.03e Inundatieperiode 15 februari tot 15 april € 758,50
A01.01.03f Inundatieperiode 15 februari tot 15 mei € 1.211,05
A01.01.03g Inundatieperiode 15 februari tot 15 juni € 1.981,43
A01.01.03h Inundatieperiode 15 februari tot 1 augustus € 1.981,43
Landbouwgrond met legselbeheer
A01.01.04a1 Legselbeheer op grasland 35 broedparen € 69,17
A01.01.04a2 Legselbeheer op grasland 50 broedparen € 87,82
A01.01.04a3 Legselbeheer op grasland 75 broedparen € 108,41
A01.01.04a4 Legselbeheer op grasland 100 broedparen € 129,84
A01.01.04b Legselbeheer op bouw- of grasland € 51,66
A01.01.04c1.ut Legselbeheer op grasland 150 broedparen plus maaitrappen € 316,31
A01.01.04c2.ut Legselbeheer op grasland 200 broedparen plus maaitrappen € 359,11
A01.01.04c3.ut Legselbeheer op grasland 300 broedparen plus maaitrappen € 380,90
Kruidenrijk weidevogelgrasland
A01.01.05a Kruidenrijk weidevogelgrasland € 1.028,35
A01.01.05b Kruidenrijk weidevogelgraslandrand € 926,62
Extensief beweid weidevogelgrasland
A01.01.06 Extensief beweid weidevogelgrasland € 495,04
Het aantal boeren dat zich bij een collectief aansluit groeit gestaag. Sinds de oprichting van het ANlb in 2016 groeide het aantal van 6.000 tot meer dan 11.000 in 2020. En dat zouden er nog meer kunnen zijn als er meer geld was, want er zouden ook nog een hoop boeren op de wachtlijst staan om mee te doen. Tegelijk met het aantal boeren nam ook de subsidie in die 4 jaar evenredig toe van 46,2 miljoen naar 77 miljoen euro.
Bron: Boerenlandvogels in Nederland en Europa/ NEM (Sovon, CBS).
Vogelstand
Vogelaars zijn echter teleurgesteld in de resultaten. “Misschien is er over de jaren al een miljard uitgegeven aan Agrarisch Natuurbeheer, maar het heeft weinig opgeleverd,” zegt grutto-onderzoeker Egbert van der Velde van de Rijksuniversiteit Groningen. Van der Velde doet al 10 jaar onderzoek in de Friese ‘skiezekrite’ (gruttokring) van weidevogelkerngebied Idzega. Net zoals Astrid Kant is hij 5 maanden per jaar in het veld, bezig met het markeren van gruttonesten en het redden en later ringen van gruttokuikens.
Ondertussen ziet hij met lede ogen aan hoe de vogelstand steeds verder terugloopt. Sinds 1990 is het aantal weidevogels in Nederland met 40 procent afgenomen en in sommigen delen van ons land zelfs met 60-80 procent. Noordwest-Europa kent sinds 1980 een afname van 421 miljoen vogels. Cijfers van het CBS laten sinds 1990 een sterke daling zien van de grutto, de scholekster, de slobeend en de graspieper. De veldleeuwerik en de huiszwaluw zijn al bijna uitgestorven.
Van de 120.000 gruttoparen in 1970 zijn er Nederland, zijn er nu nog minder dan 30.000 over. Dat is op zijn zachts gezegd alarmerend, omdat 80% van de Europese populatie naar Nederland komt om te broeden. Als die aantallen in Nederland blijven teruglopen, dan sterft de Grutto in Nederland uit. Vanwege de verantwoordelijk die ons land daarin heeft, is de grutto door radioprogramma Vroege Vogels in 2010 uitgeroepen tot Nationale vogel.
‘Meer boeren en meer subsidie zorgt er niet voor dat het aantal akker- en weidevogels toeneemt’
“Meer boeren en meer subsidie zorgt er niet voor dat het aantal akker- en weidevogels toeneemt,” zegt Van der Velde. “De politiek gebruikt die subsidies als een afleidingsmanoeuvre om het probleem te omzeilen. We schuiven die natuurfreaks wat geld toe en dan zijn we daar ook weer vanaf. Maar in plaats van het probleem bij de kern aan te pakken, wordt er voortdurend touwgetrokken over de resultaten.”
Van der Velde werkte zeven jaar mee aan een evaluatie van het ANlb en was er getuige van hoe ecologische adviesbureaus een draai gaven aan de uitkomsten. “Wij schreven: ‘de grutto gaat landelijk met 4% en in Friesland met 2.6% per jaar achterruit, dus ANlb werkt niet’. Het adviesbureau (Altenburg & Wymenga) benadrukte dat Friesland het beter deed dan de rest van Nederland, dus dat we met het ANlb op de goede weg zaten.”
Van der Velde ziet dat anders. “Weidevogels grootkrijgen is maatwerk. In de hoogtijdagen van de weidevogels was Nederland bezaaid met kleine boertjes die alles met de hand deden, maar tegenwoordig is het allemaal intensieve landbouw op grote schaal en dat gaat gewoon niet samen met weidevogels.”
Bron: Pexel/ Olga Lioncat/ Koeien op de boerderij
Schaalvergroting
Chris van Rossum werkte 40 jaar als melkveehouder in Maasbommel en heeft de ontwikkeling naar steeds intensievere landbouw aan den lijve meegemaakt. Toen hij in de zeventiger jaren op 24-jarige leeftijd het bedrijf van zijn ouders overnam begon hij met 15 koeien. In de loop der jaren groeide zijn veestapel uit naar 170 koeien, twee keer zoveel als een normale boer. De generatie van zijn vader had nog meegemaakt hoe de commissie Mansholt onder het motto ‘nooit meer honger’ na de Tweede Wereldoorlog inzette op modernisering ten behoeve van de voedselvoorziening. In de zestiger jaren leidde dit tot enorme overschotten, beter bekend als de boterberg en de melkplas.
Toen Van Rossum begon, werden die overschotten weggewerkt, waarna in de tachtiger jaren de melkquota werd ingesteld. Voor van Rossum betekende dat niet dat hij minder ging produceren. “Wij hebben altijd melkquotum bijgekocht om toch meer melk af te mogen leveren. Het was de tijd van de schaalvergroting, ruilverkaveling en noem het maar op. Daardoor kreeg je steeds grotere percelen. Het mijne was 85 hectare. Vroeger maaiden we 3 à 4 keer per jaar en later werd dat 6 à7 keer per jaar. Als jonge boer ging het bemesten nog bovengronds. Tegenwoordig wordt dat allemaal in de grond geïnjecteerd, want dat zorgt voor minder uitstoot. In Duitsland, 30 km verderop, zeggen ze bovengronds, want als je het in de grond spuit gaat alles dood.”
Bron: Boerenbord weidevogelbeheer in Friesland (Rembrandt van der Heijden)
Van Rossum heeft zich altijd voor vogels geïnteresseerd en is inmiddels al jaren natuurgids. “Vogels vind ik het leukste van de hele natuur. Eigen vogelbeheer bestond al sinds de jaren zeventig, maar toen werden weidevogelgebieden door sommige boeren gezien als een bedreiging. Volgens het bestemmingsplan mocht je binnen 2 km van zo’n gebiedje niet meer uitbreiden. Tussen de boeren zorgde dat voor een tweestrijd tussen voor- en tegenstanders van weidevogels op het land. Boeren die dichter bij de natuur stonden, liepen daar ook niet mee te koop. Je had van die mooie borden die je aan het hek kon hangen, met ‘kijk ik doe aan beheer’, maar dat deed ik niet, want ik wilde niet die discussie uitlokken.”
‘Een boer is nergens voor of tegen als ie maar zijn boterham kan verdienen’
“Gaandeweg heb ik het boerenbedrijf zien veranderen. Ik zie nu steeds meer kringloop en biodynamische landbouw. De weidevogelsubsidies worden veel meer omarmd. Wat dat betreft zijn boeren net schapen. Als er een paar mee beginnen, komt de rest er makkelijk achteraan. Ik zeg altijd: een boer is nergens voor of tegen als ie maar zijn boterham kan verdienen. De geldstromen gaan steeds meer van premie per hectare naar vergroening en financieel heb je dat geld nodig om je bedrijf te laten draaien. Jonge boeren gaan al snel voor kruidenrijk of botanisch grasland. Al die dingen waar subsidies opzitten, vinden ze interessant. Zo krijg je voor je melk 1.5 tot 2 cent extra per liter als je de koeien 100 dagen per jaar buiten laat grazen. Dat is ook beter voor het imago”.
Vergroening
De weidevogelsubsidie van het ANlb wordt voor de helft betaald door de staat en de provincies en voor de andere helft door het Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid (GLB). Vanuit Brussel zal er de komende jaren nog veel meer geld vrijkomen voor vergroening door het onlangs afsloten nieuwe GLB-akkoord. Volgens de afspraken zal eerst 20 en later 25% van de landbouwvergoeding naar vergroening gaan. Landbouw slokt een derde (387 miljard) op van de totale Europese begroting, dus dat betekent bijna 100 miljard.
Binnen het Europees landbouwbeleid is dat een revolutie, maar het werd ook wel tijd. Het GLB werd in 1962 ingevoerd door onze voormalige PVDA-minister van Landbouw Mansholt, die in zijn lange termijn als eurocommissaris (1958-1973) inzette op modernisering om de productie en de concurrentiepositie van de Europese boeren te verbeteren. Economisch gezien is dat redelijk gelukt, maar net zoals bij de Boterberg heeft dat ook een keerzijde. Mansholt zag dat zelf ook in na zijn pensioen. Met zijn schaalvergroting en intensivering pleegt de landbouw al tientallen jaren roofbouw op de natuur, zodat we nu opgescheept zitten met allerlei milieuproblemen.
De boeren moeten nu gaan vergroenen, terwijl er op de markt vooral naar de prijs wordt gekeken en boeren steeds afhankelijker zijn geworden van subsidies uit Brussel. Volgens Anne van Doorn, onderzoeker en deskundige op het gebied van biodiversiteit en beleid aan de Wageningen Universiteit (WUR), vraagt dit om een maatschappelijke omslag. “Boeren moeten beter betaald worden voor de diensten die ze leveren. Misschien niet via prijzen in de winkel, maar via de belasting en andere bijdrages. Boeren zijn belangrijk voor ons landschap. Klimaat, stikstof, biodiversiteit, vogels, insecten, schoon water…Dat hele pakket komt samen op het boerenerf, maar ze krijgen alleen minimaal betaald voor het voedsel wat ze produceren en niet om voor het ecosysteem te zorgen”.
Of de miljarden uit Brussel daar verandering in zullen brengen, is nog de vraag. Critici waarschuwen voor ‘greenwashing’, waarbij niet wordt vergroend, maar wordt gedaan alsof. Harde afspraken zijn er niet gemaakt in het nieuwe GLB-akkoord, zodat het in de uitvoering makkelijk mis kan gaan. Zo moeten boeren (met 30 hectare) bijvoorbeeld drie gewassoorten hebben om voor de vergroeningspremie in aanmerking te komen. “Het doorsnee bouwland van Nederland voldoet daar al aan,” aldus Van Doorn. “Bieten, uien, aardappelen en nog een ander gewas. Dan zit je er al aan, dus dan hoef je niet een stapje extra te doen voor vergroening”.
Bron: Koeien grazen op Friese landerijen (Rembrandt van der Heijden)
Controle
Gruttospecialisten Kant en Van der Velde begrijpen heel goed dat boeren moeten worden gecompenseerd voor hun bijdrage aan het Agrarisch Natuurbeheer. Het kost tijd en later en minder maaien betekent minder inkomsten. Ze voelen veel waardering voor de boeren die hen helpen de grutto’s de redden, maar op het ANlb hebben wel het nodige aan te merken. “Binnen die collectieven wordt het allemaal geregeld door en voor boeren,” zegt Kant. “Dus je kan je voorstellen dat het vooral boervriendelijk is. Als daar een ecoloog op zit, dan ziet het verhaal er heel anders uit, want dan wordt het een stuk grutto-vriendelijker !”
Hoewel het ANlb over natuur en weidevogels gaat, wordt de subsidie uit Europa uitbetaald door ondernemersorganisatie RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland), die ook beoordeelt of er aan de voorwaarden wordt voldaan, laat woordvoerder Michel van der Maas weten. Volgens de Europese regelgeving is daarvoor 100% administratieve controle vereist, ondersteund door 5% uit controle ter plaatse, waaronder steekproeven, die het RVO laat uitvoeren door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, NVWA.
Het grootste deel van de controle ligt echter bij de collectieven, volgens het principe van de slager die zijn eigen vlees keurt. Van der Velde heeft daar bedenkingen bij. “Controles worden niet op de juiste plek uitgevoerd en straffen kan eigenlijk ook niet, want dat weerhoudt boeren om überhaupt nog mee te doen. Er worden dan ook geen vragen gesteld of die controle voldoende is of niet. Op het moment dat partijen aan de bel trekken, wordt er wel een beetje aan gesleuteld, maar dan ben je weer 15 jaar verder”.
Koepelorganisatie Boerennatuur laat in een reactie weten dat de stellingen van Kant en van der Velde ‘gekleurd en suggestief’ zijn en dat ze niks voelen voor een welles-nietes-discussie. Voor meer informatie verwijst de organisatie naar de ‘evaluatie van het ANLb in opdracht van LNV, uitgevoerd door onderzoekers van Wageningen Environmental Research’, waarvan op de site van BoerenNatuur te lezen is dat deze evaluatie aantoont dat het ANlb een succes is.
Regels
Na aandringen komt Boerennatuur uiteindelijk toch met de contactgegevens van de voorzitter van Kollektivenberied Fryslân (KBF), Albert van der Ploeg. Hij ontkent dat de controle ondermaats is. “De controles uitgevoerd onder toezicht van de mozaiekregisseur door vrijwilligers met veel kennis van weidevogels, die het veld goed kennen en goed met de boeren kunnen omgaan. Boeren die aan beheer doen, worden door ons elk jaar éen keer gecontroleerd en als er meldingen zijn vaker. En dan is er ook nog controle vanuit de NVWA, zodat boeren er soms gek van worden”.
“Boeren die zich niet aan de regels houden, kunnen worden gestraft, vervolgt Van der Ploeg. “Gaat iemand voortijdig maaien, dan is die zijn vergoeding kwijt. Als dat vaker gebeurt, moet hij de vergoeding terugbetalen. Als een boer een pomp voor plasdrasbeheer verkeerd heeft staan, dan wordt dat besproken en vervolgens weer gecontroleerd. We zijn daar erg streng op”.
De ‘nulboeren’ waarover Kant spreekt, zijn volgens Van der Ploeg te verklaren omdat het gaat om boeren met een ander pakket. “Als je kruidenrijk grasland hebt, kan het zijn dat je geen vogels hebt, maar wel andere dingen zoals biotopen of insecten. Het kan ook zijn dat er geen gróte weidevogels zitten, maar wel kleíne, zoals de gele kwikstaart, de graspieper en de leeuwerik”.
‘De grootste bedreiging voor de weidevodels zijn de regels’
Toch ziet hij wel degelijk knelpunten bij het ANlb. “De pakketten zijn heel erg zwak. Ze moeten breder, met meer variatie en meer invloed van de regisseur. Maar de grootste bedreiging voor de weidevogels zijn de regels. Vroeger hadden we ‘vliegende hectares’, waarbij het beheer werd gelegd waar ook de vogels zijn. Dat is niet meer mogelijk. Er zijn wel fanatieke weidevogelboeren die het op eigen initiatief proberen, maar ze redden dat niet economisch”.
“Bovendien kunnen ze daarvoor ook nog worden gestraft. Als een boer een stuk van zijn land te lang onder water laat staan, als plasdrasgebied voor weidevogels, wordt het door het RVO niet langer aangemerkt als landbouwgebied, zodat je daar ook geen subsidie meer over kan krijgen. Met satellietfoto’s en de BGT-check (Basisregistratie Grootschalige Topografie) kan er zo een stuk van je bedrijfsareaal worden afgeknipt. Sommige boeren raken daarmee wel 2 tot 3 hectare kwijt, wat tot veel ergernis en frustratie leidt”.
Bron: Doodgemaaide eend in Friese landerijen (Archief grutto-experts)
Beheer
Grutto-onderzoeker Van der Velde heeft zijn conclusie inmiddels getrokken. “Het is eigenlijk heel simpel. We hebben 30 jaar Agrarisch Natuurbeheer gehad en de vogelstand is afgenomen, dus het werkt niet,” zegt hij. “Afschaffen is ook geen optie, want zonder die subsidies zijn de weidevogels binnen 15 jaar uitgestorven. We kunnen ons beter focussen op minder versnipperde gebieden met aaneengesloten kernen, waar veel minder controle nodig is.”
Ook Vogelbescherming Nederland denkt dat het anders moet. “Als we zo doorgaan zijn we over 10-20 jaar alle weidevogels kwijt. Misschien dat hier en daar een gebiedje stand weet te houden, zoals in Asterix en Obelix, maar het klassieke beeld met weilanden vol bloemen en grutto’s is dan verdwenen,” aldus Lars Soerink. Volgens de woordvoerder van diezelfde Vogelbescherming, Ruud van Beusekom, schiet het ANlb tekort. “In de weidevogelbalans zie je dat het in gebieden met agrarisch natuurbeheer niet goed gaat. Alleen in de reservaten blijft het stabiel of wordt het beter”.
“De tussenevaluatie van het ANlb loopt al vijf jaar en heeft nog geen enkel uitsluitsel gegeven over de effectiviteit ervan. Daar zijn we teleurgesteld over, maar het verbaast ons niks. De basis van de effectiviteit wordt gevormd door monitoring. Maar het beheer is niet zwaar genoeg, het peil moet omhoog en de afspraken over het beheer moeten veel duidelijker. Nu gaat er te veel geld naar gebieden waar te weinig vogels zitten, terwijl we meer moeten focussen op de kerngebieden”.
Aanvalsplan Grutto
De Vogelbescherming doet daarom mee aan het ‘Aanvalsplan Grutto’, een reddingsplan dat eind 2020 als petitie is aangeboden aan de minister van Landbouw om de neerwaartse trend van de grutto en andere weidevogels te keren. De grutto staat hierbij symbool voor de levensvatbaarheid van het platteland. Het aanvalsplan -dat vooralsnog losstaat van het ANlb- wil 30 grote ‘kansgebieden’ van 1000 hectare aanwijzen, waar boeren en natuurbeheerders zich maximaal inzetten voor weidevogels, met een hoog waterpeil, bloemrijk grasland en langdurige overeenkomsten met de boeren, die dan ook een hogere vergoeding krijgen voor hun melk. Dit in plaats van het huidige ANlb-beleid.
Het plan, geïnspireerd op eerdere reddingsacties, zoals die van de zalm en de zeehond, is een initiatief van oud (VROM) minister Pieter Winsemius in samenwerking met wetenschappers en betrokken organisaties, zoals natuur- en landbouworganisaties en de weidevogelprovincies. Demissionair minister Carola Schouten heeft inmiddels 5 miljoen euro beschikbaar gesteld, zodat er mee kan worden begonnen. De provincies leggen hetzelfde bedrag bij. Tussen 2023 en 2027 wil men 67,5 miljoen euro voor het plan uittrekken, waarvan een deel zal worden betaald vanuit het nieuwe GLB-akkoord.
Van der Velde denkt dat het ‘aanvalsplan’ met zijn langdurige overeenkomsten met de boeren meer garanties biedt. “Bij het ANlb sluiten boeren een contract voor 6 jaar, maar als een boer zo’n beheer van kruidenrijk perceel niet meer wil, kan hij gewoon gaan maaien en dan is alles weg. Zo kan het evengoed gebeuren dat een oudere boer met agrarisch natuurbeheer stopt en zijn boerderij wordt overgenomen door een intensieve boer”.
Toch ziet hij ook wel beren op weg. “Als je van agrarisch gebied een natuurreservaat maakt, halveert de grondprijs. En dat is daarna ook niet zomaar terug te draaien. Dat maakt het lastig om gebieden voor de toekomst veilig te stellen”. Gruttofiel Astrid Kant juicht alles toe wat haar geliefde grutto ten goede komt, maar wijst erop dat de grutto’s in haar gebied op het boerenland broeden en ‘dat is een stuk ingewikkelder dan in een reservaat’.
“Overal op de wereld, van Noordpool tot Zuidpool en van de Amazone tot diep in Azië, zijn mensen bezig de natuur te beschermen. Soms maar éen soort en soms zelfs maar éen dier. Vaak eenzaam en alleen, met gevaar voor eigen leven en dikwijls met een onzeker of geen inkomen. Ze houden zich vast aan iedere strohalm, aan elk klein verbeterpuntje om de toekomst van diersoorten veilig te stellen, want zolang er leven is, is er hoop. Maar steeds weer is er het getouwtrek tussen geld en natuur. Het tropisch woud móet gekapt worden want wij willen ons hardhouten terras. Het gras in Nederland móet gemaaid worden want wij willen veel melk en goedkoop!”